Standpunt

Tekst Björn Mallents, directeur VVH & foto Els Matthysen, stafmedewerker communicatie VVH

De Fabeltjeskrant: over een veel te laag aandeel sociaal wonen en de ‘broodjes aap’ om dat zo te houden

 

Met nauwelijks 6% sociaal huuraanbod in Vlaanderen is een discussie over meer of minder sociaal wonen niet aan de orde. Dat aandeel is uitzonderlijk laag in vergelijking met ‘de ons omringende landen’. Het fabeltje dat dit te maken heeft met een andere invulling van het sociaal woonmodel raakt kant noch wal. Ook de ongelijke spreiding van het aanbod die zou leiden tot een aanzuigeffect van armoede is een fabeltje. Graag zetten we wat feiten op een rij om het debat te stofferen met de juiste info.

Vlaanderen heeft 6% sociale woningen, Nederland 30%, Frankrijk 17 %, het Verenigd Koninkrijk 18%, Denemarken 21%, Oostenrijk 24% … Hoewel de systemen verschillen is de essentie overal hetzelfde: betaalbare en kwalitatieve woningen aanbieden aan gezinnen die het moeilijk hebben om op eigen kracht hun woonbehoefte in te vullen. Het is niet dat deze ‘ons omringende landen’ zich op andere doelgroepen richten of totaal verschillende modellen hanteren. Overal is er een correctie nodig om het verschil tussen wat wonen kost en wat onze doelgroep kan betalen op te vangen. En de overheid voorziet die correctie. De systemen verschillen – huurtoelage, objectsubsidie, fiscale voordelen,… – maar in fine de doelstelling niet.

Europese inkomensgrenzen voor sociale woningen: een vergelijking
Het is een fabeltje dat de aandelen ‘publieke’ huisvesting hoger zijn in andere landen omdat het model anders ingevuld wordt. Een aantal voorbeelden om dat te illustreren. 80% van de meer dan 2 miljoen sociale woningen in Nederland wordt toegewezen aan gezinnen met een inkomen tot 36.789 euro. Ter vergelijking: de inkomensgrens voor een koppel zonder kinderen in Vlaanderen is 36.676 euro. In Frankrijk worden 4,8 miljoen sociale woningen verhuurd, met als inkomensgrens voor koppels zonder kinderen, schrik niet: 27.117 euro. Een stuk lager dan in Vlaanderen. In Parijs zijn de grenzen hoger, maar ook daar blijven ze met 34.904 euro onder waar in Vlaanderen de grens ligt.  Wat vooral opvalt is dat de inkomensgrenzen – en dus de inschatting van woonbehoefte – zeer gelijkloopt. Het klopt dus niet dat het veel grotere aandeel sociale woningen het gevolg is van een bredere doelgroep of een meer globaal model. Het is dan ook verbazingwekkend dat in aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen de noodzakelijke aangroei van sociaal wonen in vraag wordt gesteld. De beschikbare statische gegevens wijzen volledig in de andere richting.

Sociale woningen als dam tegen armoede
10,3 % van de Vlamingen leeft in armoede. We hebben 6% sociale woningen. Daar komt nog bij dat de woonbehoefte breder gaat dan louter armoede én dat sociaal wonen werkt als dam tegen armoede voor de zittende huurders. Net door die sociale woning vallen velen buiten de armoedecijfers.
 

Sociale woningen zuigen geen armoede aan, ze lossen ze op


Grondrecht op wonen garanderen: aanbod verdubbelen
Er staan 125.000 gezinnen op de wachtlijst voor een sociale woning. Hoewel we op ongeveer tien jaar tijd 15.000 extra sociale woningen hebben gebouwd, is in dezelfde periode die wachtlijst verdubbeld. We hebben 6% sociale woningen – 155.000. Dat aandeel zou dus moeten verdubbelen. Meer nog: onderzoekers schatten de effectieve woonbehoefte in op een verviervoudiging.
Zowel de beschikbare data als de vergelijking met de ‘ons omringende landen’ geven heel duidelijk aan dat het aandeel van sociaal wonen in Vlaanderen structureel ontoereikend is. In dat kader zijn ideologische discussies of wat de overheid ‘publiek wonen’ moet aanbieden voor het middensegment dan ook niet aan de orde. We hebben nog veel werk voor de boeg om een antwoord te bieden op de groeiende woonbehoefte en om het grondrecht op wonen te garanderen voor onze doelgroep, voordat we ons aan bredere discussies kunnen wagen over een eventuele bredere invulling van onze sector.

Goede punten in Vlaanderen voor effectiviteit en efficiëntie
Sociaal wonen in Vlaanderen scoort in een internationale vergelijking heel goed, zowel op effectiviteit als efficiëntie. De doelgerichtheid van het systeem is de op een na beste van alle OESO-landen: 80% van de sociale woningen in Vlaanderen gaat naar de allerlaagste inkomens. Daarnaast is zelfs in het systeem de doelmatigheid van de beschikbare middelen zeer groot. De zwakste huurders krijgen de grootste sociale correctie. Deze twee elementen maken, naast het veel te beperkte aanbod, eigenlijk maar een conclusie mogelijk: het aanbod structureel uitbreiden.

Sociale woningen lossen armoede op
De signalen die we opvangen over een bouwstop voor sociaal wonen hanteren als argument vaak de ongelijke verdeling van het aanbod en het vermeende ‘aanzuigeffect’ van sociale woningen. Maar met zo’n grote nood is zo’n discussie zonder voorwerp. Sociale woningen zuigen geen armoede aan, ze lossen het op. De lokale woonbehoefte is – ook in steden en gemeenten met al een ‘aanzienlijk’ aandeel sociale woningen – nog altijd veel groter dan het aanbod. Bovendien zorgt de lokale binding er in de meeste steden en gemeenten voor dat de eigen inwoners voorrang krijgen. Dat kunnen we trouwens zwart op wit illustreren op basis van de beschikbare cijfers.

Cijfers als basis voor beleidsvisie
Het debat zou erbij gebaat zijn als deze cijfers gekend zijn en gehanteerd worden als basis voor een beleidsvisie, eerder dan buikgevoel en de fabeltjeskrant. De statistiek hieronder geeft voor de vijf grootste Vlaamse steden het aantal beschikbare sociale woningen in die steden en het aantal kandidaat-huurders die in de stad wonen. 80% van alle kandidaat-huurders woont in de stad waar ze kandidaat zijn! Al deze kandidaten zouden – in theorie – zo goed als het volledige sociale huurpatrimonium in deze steden kunnen invullen. Het is dus duidelijk dat – ook in de steden, met vaak een hoger aandeel sociale woningen – onze sector vooral een oplossing biedt aan de eigen woonbehoeftige gezinnen. En dat maakt voor deze gezinnen een enorm verschil.
 

Bron: cijfers VMSW, eigen verwerking

Lokale binding: voorrang voor eigen bewoners
Dat blijkt overigens ook als we naar de effectieve toewijzingen kijken. In 2016 waren er in Antwerpen 1658 toewijzingen. 1646 daarvan gebeurde aan kandidaat-huurders die in Antwerpen woonden.  Dat is 99,5%. In Brugge gebeurde alle 219 toewijzingen aan Bruggelingen. Van de 331 toewijzingen in Leuven gebeurden er nauwelijks 4 aan niet-inwoners. In Mechelen hetzelfde verhaal:  van de 346 toewijzingen waren daar slechts 2 aan kandidaten die niet in Mechelen woonden. Wat afsluitend ook heel opvallend is – en heel duidelijk illustreert dat het aanzuigeffect werkelijk tot het rijk der fabelen behoort – is de situatie in Gent. Daar hanteert men geen lokale binding. Dus volgens de mythe zouden hele drommen armen naar daar migreren om een sociale woning te claimen. Wel, van de 1047 toewijzingen in Gent gingen er nauwelijks 7 naar niet-Gentenaars.

Lokaal inzetten op sociaal wonen
We kunnen niet anders dan vaststellen dat Vlaanderen structureel te ondermaats presteert op het vlak van sociaal wonen, en het daardoor een heel groot aantal woonbehoeftige gezinnen in de kou laat staan. Het is natuurlijk wel zo dat significante bijkomende investeringen mogelijk gemaakt zijn door de Vlaamse Regering tijdens deze en de vorige legislatuur. En dat is nodig, maar we zijn er zeker nog niet. De argumenten die opduiken zijn duidelijk niet overtuigend om – lokaal – niet verder in te zetten op sociaal wonen. De mythe van het aanzuigeffect blijkt zelfs gewoon onjuist.

De oplossing?
De enige oplossing voor de groeiende woonbehoefte is meer sociale woningen voorzien, aangevuld met andere instrumenten. Het aanbod verdubbelen doen we immers niet op een paar jaar. Maar het zou wel het doel moeten zijn. En de economie wordt er ook nog eens beter van. De eenvoudigste oplossing lijkt vaak het moeilijkst om te vinden. Daar bestaat gelukkig onze vereniging voor… In de aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen is het dan ook onze taak om te blijven hameren op de eenvoudigste oplossing voor de woonbehoefte, die zijn doelmatigheid en doelgerichtheid al een eeuw heeft bewezen, en de beste dam tegen armoede is. En te blijven inspireren met verhalen van mensen die opgegroeid zijn in een sociale woning, en met de interessante projecten die onze leden opzetten en die de grote meerwaarde van onze sector op vele vlakken illustreren.

Dit standpunt verscheen in Fundamenten 2018-3.