Fundamenten

Tekst & foto's: Els Matthysen, stafmedewerker communicatie, VVH

Eeuwelingen blikken terug: 100-jarige Thérèse over sociaal wonen

 

Huisje, tuintje, boompje: niet voor de 100-jarige Thérèse. Na 24 jaar woont zo nog steeds zelfstandig in haar sociale woning. In dit interview blikt Thérèse terug op een rijkgevuld leven.

Wat het verhaal van Thérèse (Theresia) Christens uit Leuven uniek maakt, is de inkijk die ze geeft in het stadsleven van de jaren 20 tot 40, haar kinderjaren. Nooit vermoedend dat ze 100 jaar zou worden, tekent ze op haar 89ste voor zichzelf haar leven op. In het interview met Thérèse en haar neef Emiel citeren we voor het eerst enkele fragmenten uit dit unieke document, haar memoires. Het verhaal van een eeuweling, een vrouw uit één stuk die op haar honderdste nog heel goed bij de pinken is.

24 jaar in een sociale woning
Ik ontmoet Thérèse in haar sociale woning in de Leuvense woonwijk «Schorenshof». Het is er gezellig ingericht. Dankzij de open keuken oogt de leefruimte een stuk groter. Ook haar neef Emiel (67) is bij het interview aanwezig. Zijn «tante Thérèse» is de zus van zijn moeder. Thérèse woont sinds 1995 in haar sociale woning. ‘Ik woon hier graag. Ik kan nog naar buiten gaan. Al ziet de wijk er wel anders uit dan vroeger, maar ik spreek niet graag over «vreemden». Voor mij is iedereen gelijk.’ Haar neef Emiel is de enige van de familie die bij Thérèse langskomt, meestal twee tot drie keer per week. Hij is haar mantelzorger. ‘Als ze haar telefoon niet opneemt als ik haar ‘s avonds bel, dan ben ik ongerust en kom ik kijken. Een personenalarm wil ze niet, een hoorapparaat ook niet. Maar ondanks dat gaat mijn tante mee met haar tijd. Ze blijft alles volgen. Dat komt misschien doordat ze altijd alleen heeft gewoond en ze vaak op onze kinderen gepast heeft?’ Aan de muur in de woonkamer hangen foto’s van de ouders van Thérèse, maar ik zie geen foto’s van haar kinderen, ook niet van haar echtgenoot. Emiel maakt al snel het een en ander duidelijk. Maar laten we bij het begin beginnen.

Thérèse speelt nog dagelijks op haar orgel.

Haar kindertijd: de jaren 20-40
Theresia komt uit een gezin van zeven kinderen, een gezin van gewone werkmensen. Haar moeder, een fiere vrouw, zei altijd: “Kinderen, we zijn niet rijk, maar zorg dat je altijd proper bent.” Haar vader was een trammecanicien. Thérèse is twee jaar oud als haar ouders hun huurwoning opzeggen en een huis kopen vlak tegenover het station in Leuven.

1928 - Familie Christens, Thérèse vooraan rechts.

Ik sla haar mémoires open en lees: ‘Het was een rustige werkmansbuurt. De dokter deed zijn huisbezoeken per fiets, alsook de vroedvrouw-verpleegster, gekleed in blauw uniform, een blauw sluiertje, witte kousen en witte schoenen. Wij waren overtuigd dat zij de kinderen bracht bij mensen die van kinderen hielden. De bakker kwam met een paardenkar of met een grote broodkorf op zijn fiets. Iedere vrijdag kwam de visvrouw met een stootkar en hoorden wij haar roepen: «goeie verse stokvis - goeie verse kabeljauw». De straat was vrij voor iedereen. De kinderen konden er spelen en waren er meester.’ ...... ‘De straten waren verlicht met lantaarns die de lantaarnman iedere avond aanstak. Bij ons thuis was er gasverlichting. Om naar de kelder of slaapkamer te gaan, gebruikten wij een kaarspan. Mijn broers en ik sliepen in dezelfde kamer. Ik moest iedere avond een verhaaltje vertellen en 't kaarsje uitblazen nadat ze «ja» gezegd hadden op mijn vraag of ze sliepen. ln elke plaats hadden wij, zoals iedereen, een kolenkachel. Kachels die de ganse nacht doorbranden (feu-contenu) hadden wij niet. Iedere morgen moest dus de kachel leeg gemaakt worden voor we hem opnieuw konden aansteken. 's Avonds moesten wij de kolenemmer vullen in de kelder en naar de keuken brengen. Kraantjeswater hadden wij in onze kinderjaren niet, wel - en gelukkig - een diepe regenput. In elke straat was er een publieke pomp waar iedereen drinkwater (heel zuiver) kon halen met emmers en kruiken. In onze straat was er een overdekt pomphuisje. Het was ook voor ons, de kinderen, een ideale plaats om verstoppertje te spelen. Wekelijks, op zaterdag, werden wij door ons ma gewassen in de grote bassin. Daarna kregen wij een schoon gestreken hemdje aan, nadat we eerst een kruisje gemaakt hadden om «Jezuke» voor alles te danken. Buiten op de koer stond onze wc.

Wc-papier bestond nog niet. Aan de muur was er een haak bevestigd waar we het zorgvuldig gesneden krantenpapier konden ophangen.’ ‘We waren niet rijk, maar we hadden niets tekort. Ik heb een eenvoudige en een gelukkige jeugd gehad. Dankzij moed, zang en gebed vonden we de kracht om niettegenstaande alles door te gaan.’ ...

Toilet jaren 20.

Buiten op de koer stond onze wc. Wc-papier bestond nog niet. Aan de muur was er een haak bevestigd waar we het krantenpapier konden ophangen.

Haar eerste werkervaring in een warenhuis
‘In 1938 behaalde ik mijn diploma Handel. Ik was 19 jaar en ging werken in het grootwarenhuis coöperatief De Bie waar ik verantwoordelijk was voor de afdeling Witgoed (stoffen, linnen, lingerie). Ik werkte daar tot de dag dat de oorlog (WOII) uitbrak op 10 mei 1940.’

De oorlogsjaren
Thérèse is éénentwintig jaar als de oorlog uitbreekt. ‘Vooral de jaren tussen 1942 en 1945 waren moeilijk. Eten was schaars. Voor alles moesten we zegeltjes hebben. ’Emiel voegt toe: ‘Al zijn ze die periode goed doorgekomen, ze vertelt veel over de oorlog, hoe ze vluchtte... Eén verhaal vertelt ze keer op keer.’ Thérèse begint te vertellen: ‘Mijn zus had polio en liep moeilijk. We waren gevlucht naar Frankrijk en wilden met een legervoertuig dat we gevonden hadden terugkeren, maar onderweg werden we door Duitse soldaten tegengehouden. Zij namen de vrachtwagen in beslag, maar omdat mijn zus moeilijk te been was, zetten ze ons thuis af. De volgende dag stond er een hakenkruis op onze deur geschilderd. De buren dachten dat we Duitsgezind waren. Dat kwam heel hard aan.’

Haar kloosterjaren
In 1948 treedt ze in bij de Orde van Heilige Harten, de Picpussen, ook wel bekend als de orde van Pater Damiaan. ‘Ik ben in ’t klooster gegaan, omdat ik volgens meneer pastoor een «roeping» had. En in die tijd deden de mensen alles wat de pastoor hen vroeg. Het was toen ook gebruikelijk dat uit elk groot gezin iemand zijn intrede deed. De eerste maanden in het klooster waren wel moeilijk want ik had een sterk temperament. Ik was het gewoon om thuis te voetballen met mijn broers en een hele dag «Wees Gegroet Maria» zeggen, dat was niet bepaald wat ik voor ogen had. Toch beklaag ik me die periode niet. Ik heb tenslotte ook veel geleerd. En ik heb ook vijf jaar in Amerika kunnen wonen.’

1960 - Thérèse als model voor haar kloosterorde.

Naar Massachusetts, Amerika
Omdat ze in Massachusetts een «vinnige zuster» zoeken, vertrekt Thérèse in 1960 naar Amerika. Thérèse toont me foto’s van toen: een fris nonneke, het kapje met de typische plooitjes staat haar goed. ‘Ik heb daar ook model gestaan’, zegt ze trots. ‘Om het «zusterleven» te promoten en geestelijken te rekruteren, zochten ze voor elke orde een model en ik werd uitgekozen. Ik was trouwens daar toen ze op Kennedy geschoten hebben. ’Na vijf jaar, in 1965, roept de orde Thérèse terug naar België voor de post van verantwoordelijke van een nieuw ingericht studentenverblijf van de universiteit van Leuven in Heverlee. In de peda waar ik directrice was, woonden enkel meisjes. Het ging er heel eenvoudig en warmhartig aan toe. Het was heerlijk wonen daar, tussen de jonge mensen.’

Ben je ooit verliefd geweest?
‘Ik heb een jongen gekend, maar toen is de oorlog uitgebroken en daardoor is er nooit meer iets van gekomen.’ In 1972 gooit Thérèse haar kap over de haag. Ze is dan 53 jaar. Ze keert de orde de rug toe, niet omdat ze verliefd is en ook niet omdat ze haar geloof kwijt is. Dat ze niet naar de begrafenis van haar moeder was mogen gaan, was erg geweest. Wat de emmer heeft doen overlopen, was dat er slechts één medezuster op bezoek was gekomen in het half jaar dat ze voor haar stervende vader zorgde. Ze was niet meer akkoord met de mentaliteit daar.

Je krijgt in het leven niet altijd terug wat je geeft. Dat er mensen zijn die ik zo goed geholpen heb... Dat ze nu niets meer van zich laten horen, dat doet pijn.

23 jaar in Brussel (1972-1995)
In 1972, na het overlijden van haar vader, wordt het ouderlijke huis verkocht. Thérèse verhuist naar Brussel waar ze een appartement huurt op de privémarkt, vlakbij haar werk. Ze is verantwoordelijk voor de boekhouding van een juwelierszaak. Ze werkt daar tot ze op haar 65ste met pensioen gaat.

Sociale woning van Thérèse in Leuven.

Naar een sociale woning
Om dichter bij haar familie te wonen, verhuist Thérèse in 1995 van Brussel naar Leuven. Ze huurt voor het eerst in haar leven een sociale woning. Haar broer Antoine, die aan de universiteit werkt, heeft haar ingeschreven op de wachtlijst. In 1995 huurde ze haar woning voor 5535 frank, waarvan 4085 frank voor de huurprijs en 1450 frank voor de huurlasten (verwarming, water). Vandaag betaalt ze voor haar sociale woning 200 euro.

Geloof je nog?
Een collega van Thérèses vader, pater Theo, kwam tot voor kort bij haar thuis elke zondag de mis doen. Hij is enkele maanden geleden overleden. ‘Of ik nog gelovig ben? Jazeker. We zijn zo grootgebracht. Maar of ik naar de hemel ga? Rijstpap, daar ben ik niet zo zot van’, antwoordt ze gevat. ‘Ik denk dat het daar is zoals hier.’

Ben je bang om te sterven?
‘Dat heeft iedereen toch een beetje?’ Waarop ze er laconiek aan toevoegt: ‘Ik wil niet verbrand worden, dat is zo warm.’ ‘Ze leeft met zin, op haar manier verder’, voegt Emiel toe. ‘Thérèse leeft van dag tot dag. Ze is heel positief en nog heel levendig.’ ‘Ik speel verschillende keren per dag op mijn orgel, altijd maar even. Ik doe waar ik zin in heb en zolang je je nog interesseert voor wat er gebeurt in de wereld is het goed.’

Zelfstandig wonen op je 100ste
Toen ze enkele jaren geleden viel en een nieuwe heup kreeg, wilde de familie haar in een rusthuis laten opnemen. Maar ze weigerde om de papieren te tekenen. Emiel: ‘Ze is een lieve vrouw, ze heeft geen pretentie. Maar mensen komen niet meer langs, al was ze vroeger graag gezien.’ Thérèse: ‘Je krijgt in het leven niet altijd terug wat je geeft. Ik vind het jammer dat er mensen zijn waar ik zo goed voor ben geweest... mensen die ik zo goed geholpen heb... Dat ze nu niets meer van zich laten horen, dat doet pijn. ’Verhuizen door renovatiewerken ‘Binnen enkele jaren zal Thérèse moeten verhuizen, omdat haar woning gerenoveerd wordt. De woonwijk Schorenshof werd gebouwd in 1989. Omdat het over een groot project gaat (in totaal 228 appartementen) zal een deel gerenoveerd en een deel afgebroken worden om plaats te maken voor nieuwe gebouwen. Een groot deel van de huurders is al verhuisd. Ook Thérèse zal moeten verhuizen, al is het nog niet duidelijk wanneer. ‘Daar kijken we tegenop’, aldus Emiel. Eén jaar voor de werken plaatsvinden, voorziet Dijledal, de sociale huisvestings-maatschappij (SHM) waar ze huurt, een informatievergadering en een persoonlijk     huisbezoek met alle informatie over de verhuis. Tijdens dit huisbezoek kunnen de huurders aangeven naar waar zij willen verhuizen en of ze na de renovatie willen terugkeren.

Thérèse in haar slaapkamer.

Wat is je mooiste herinnering?
‘Ik heb er zoveel. De periode in Amerika was mooi, maar het allermooiste moment was toen ik de paus een hand gegeven heb.’ ‘Voor haar honderdste verjaardag organiseerden we een feest voor familie en buren’, vertelt Emiel. 'We nodigden ook de buren uit die haar helpen.’

Familieportret op haar honderdste verjaardag.

Voor mijn begrafenis wil ik graag een Gregoriaanse mis en J.S. Bachs Jesus bleibet meine Freude. Willen jullie daarvoor zorgen? En nogmaals: Bedankt allemaal.