Standpunt

Robuust model sociaal wonen levert een enorme return on investment op voor een zeer beperkte overheidskost

 

Over minder dan een jaar moeten de nieuwe woonmaatschappijen operationeel zijn. Een van de factoren die nodig zijn om die woonmaatschapppij vorm te geven, is een robuust financieringsmodel. De conclusie is heel duidelijk: het model sociaal wonen in Vlaanderen levert een enorme ROI voor een zeer beperkte overheidskost. De keerzijde van de medaille is dat er een investeringsschuld ontstaat. Die schuld wordt dan aangegrepen om letterlijk de rekening te maken van de sector en te pleiten voor besparingen. Terwijl de echte besparing net het model sociaal wonen zélf is. Een besparing voor de overheid, een besparing voor de huurder én een netto rendement voor de samenleving.

Herinner u, de sky was de limit om de economie te stutten tijdens de lockdowns. Dat niet al die middelen terecht kwamen bij wie het echt nodig had, was een kleine prijs om te betalen om naast een gezondheidscrisis ook een economische crisis te voorkomen. Dat die uitgaven – en ook de verminderde inkomsten als gevolg van de epidemie op diverse vlakken – een gat in de begroting sloegen, was voor de apostelen van de vrije markt geen beletsel om blijvend te pleiten voor meer en aangehouden ondersteuning voor ondernemingen en zelfstandigen. De bluts namen we wel met de buil.

Begrotingstekorten versus schulden
Nu blijken dezelfde apostelen, niet geheel wars van vooruitschrijdend inzicht, tot de conclusie te komen dat de Vlaamse staatschuld ‘ontploft’. Daarin gesteund door een ‘alarmsignaal’ van het Rekenhof. Het probleem met dergelijke berichten is dat er vaak begrippen uit de context worden gerukt of, meer nog, bewust verkeerd worden voorgesteld. Zo worden begrotingstekorten en schuld nogal makkelijk door mekaar gehaald en geplaatst in een frame dat de berichtgever goed uitkomt, vaak vanuit een eerder ideologische benadering. Zo kan het gebeuren dat apostelen die hebben gepleit voor uitzonderlijke uitgaven tijdens corona om de economie te stutten, nu plots de grote schuldgraad die daaruit voortvloeit aangrijpen om ‘kritisch te zijn waar de overheid geld aan uitgeeft’. Een tekort om vanuit de samenleving uitzonderlijk ondernemersrisico te solidariseren wordt hier dus feitelijk aangegrepen om structurele solidariseringsmechanismes – zoals sociaal wonen – te culpabiliseren: de schuld is te wijten aan te genereus beleid (en dus niet aan uitzonderlijke omstandigheden). In een dergelijke visie speelt een bepaald wereldbeeld, geen beleidsmatige en feitelijk onderbouwde aanpak.

Investeringsschulden versus schuld als gevolg van uitgaven
Hetzelfde zien we bij het onderscheid dat niet – of onvoldoende – wordt gemaakt tussen schuld als gevolg van investeringen en schuld als gevolg van uitgaven die niet gedekt zijn door inkomsten. In het laatste geval zien we natuurlijk een directe link tussen de begroting (meer uitgaven) en de Vlaamse schuld. Het tekort moet natuurlijk gefinancierd worden via bijkomende schuld. In het andere geval gaat het echter om investeringen. Hier wordt schuld gemaakt, maar daar staat een direct ‘actief’ tegenover. Dat kan bijvoorbeeld een gebouw zijn, maar ook een lening aan een derde partij – bijvoorbeeld een sociale huisvestingsmaatschappij (SHM). Dat soort schuld is een slimme benutting van overheidsmiddelen. Een bedrijfsleider die investeringen met liquide middelen financiert, gaat een woelige aandeelhoudersvergadering tegemoet. Toch wordt ook die schuld de overheid ‘kwalijk genomen’. En aangegrepen om te besparen.
 

Leningen aan de SHM’s direct door Vlaanderen
Een bijkomende complexiteit is het feit dat onze sector – zowel de VMSW als het VWF – sinds medio 2015 niet meer via deze ‘intermediaire’ instellingen wordt gefinancierd, maar direct door Vlaanderen. Dit is het gevolg van de consolidatie van de VMSW en het VWF. Ze werden opgenomen in de ‘Vlaamse schuldperimeter’, waardoor een aparte financiering – met gewestwaarborg – niet meer nodig was. Dit impliceert dat de leningen aan de SHM’s dus niet meer via de VMSW met een waarborg verlopen, maar eigenlijk direct door Vlaanderen worden voorzien. Hetzelfde geldt voor sociale leningen. Dit wil dus ook zeggen dat een (aanzienlijk) deel van de directe schuld nu ook door activa uit onze sector gedekt worden.

Een onderscheid dat niet (altijd voldoende) gemaakt wordt, mogelijk ook bewust. We kunnen in dit kader ook nog even aanstippen dat Vlaanderen zelf een heel belangrijke en kostelijke investering zoals Oosterweel, niet in de begroting opneemt. Ook hier blijkt een eerder voluntaristische visie op schuld, gewestwaarborgen, begrotingstekorten...

Bovendien is ook een groot deel van de schuld van ‘sociale huisvesting’ historisch opgebouwd. Een deel van de huidige schuld zijn zelfs leningen vanuit de jaren 70! Vlaanderen heeft geprobeerd deze leningen buiten de overheidsschuld te houden, maar in 2014 werd duidelijk dat dit niet langer kon. En op dat moment werd dus een schuld van vele jaren investeren in sociaal wonen ‘geconsolideerd’, dus in de Vlaamse schuld opgenomen. Die schuld was er daarvoor natuurlijk ook, en die werd en wordt gaandeweg afbetaald door de sector én heeft gezorgd voor een zeer aanzienlijk patrimonium. Het nu voorstellen alsof de schuld ‘ontploft’ getuigt niet van eerlijke communicatie. Dit aangrijpen om te besparen in onze sector nog minder.
 

Creatief in cijfers en argumenten
Het is eigenlijk niet meer dan logisch dat in dergelijk kluwen, waar bovendien bedrijfsmatige en beleidsmatige logica’s door mekaar fietsen, iedereen argumenten en cijfers vindt om zijn eigen groot gelijk te bewijzen. We zien hier dus een debat waar cijfers geplukt worden uit een ondoorzichtig model om de eigen maatschappijvisie te onderbouwen, eerder dan dat cijfers gebruikt worden als fundament om een onderbouwde beleidsvisie uit te werken. Het bovenstaande illustreert de complexiteit waar beleidsverantwoordelijken elke dag mee moeten werken. En dit natuurlijk in een context waar dit ook nog aanschouwelijk moet vertaald worden in een laagdrempelige communicatie naar de ‘kiezer’. Een slogan als ‘Vlaamse schuld ontploft door sociaal wonen’ resoneert uiteraard in dergelijke context beter dan een genuanceerd beeld van de
financieringssystemen van sociaal wonen en de effecten op de economie, de koopkracht van de huurder, de terugverdieneffecten via non-shelter effecten... Zo resoneert ook de frase ‘geef die mensen toch gewoon dat geld in de vorm van een huursubsidie’ veel beter dan de realiteit van non take-up, prijsopdrijvende effecten, verdringing van de ’zwakken’, discriminatie...
 

Een solide dam tegen armoede
En toch is dat het verhaal dat verteld moet worden, en verteld moet blijven worden. Omdat ons model nu al meer dan honderd jaar bewijst dat het een solide dam tegen armoede is. De complexiteit om ons model sociaal wonen in te passen in een rigide overheidslogica – en de makkelijke aanvallen die dat met zich meebrengt – kunnen nooit een excuus zijn om de handdoek in de ring te gooien. Meer nog, die complexiteit, die gelaagdheid illustreren net de robuustheid van een model. Een model dat inderdaad ook eenvoudig uitgelegd moet kunnen worden, en daar moeten we blijvend aan werken. Maar een model dat ook in zijn checks and balances het bewijs aandraagt van zijn blijvende waarde. Net zoals een gerecht tot een hoger niveau wordt getild door evenwichtig complexe texturen en smaken te verweven.

 

“Een slogan als ‘Vlaamse schuld ontploft door sociaal wonen’ resoneert in een besparingscontext beter dan een genuanceerd beeld van de financieringssystemen van sociaal wonen en de effecten op de economie, de koopkracht van de huurder, de terugverdieneffecten via non-shelter effecten...”

 

Bij wijze van gedachtenexperiment zouden we de financiering van sociaal wonen ook anders kunnen bekijken. Het uitgangspunt is dat onze doelgroep niet voldoende middelen heeft om op eigen kracht een betaalbare én kwalitatieve woning te bekomen. Sociaal wonen biedt deze mensen woningen aan. De kost van die woningen is hoger dan de bijdrage die onze doelgroep kan betalen. We voorzien als samenleving een compensatie om dat verschil op te vangen. Textbook sociale zekerheid met andere woorden. In het debat dat we hierboven aanhaalden, heeft echter de manier waarop dit wordt opgevangen grote implicaties, op vlak van de begroting, op vlak van de schuld. En zoals gesteld worden die implicaties vaak nogal kort door de bocht gebruikt om bepaalde beleidskeuzes te ‘onderbouwen’. En dat illustreert net de vreemde puzzel, die ook in het publieke debat moeilijk te duiden valt. Omdat verschillende invullingen eenzelfde effect kunnen hebben voor huurder, SHM en overheid. Maar net door de eigenheid van het financiële overheidshuishouden kent het heel verschillende vertalingen. Stellingen die door apostelen voor deze of gene waarheid aangegrepen kunnen worden om boude verklaringen te lanceren.
 

Zo zou je de sociale korting – het bedrag dat de SHM’s aftrekken van de markthuur, ongeveer 300 euro gemiddeld per maand per huurder – ook in het handje van de huurder kunnen geven (of als directe subsidie aan de SHM). Dan wordt er geen schuld via leningen aan SHM’s opgebouwd want de kost komt direct in de begroting. Dat zou de overheid dan 540 miljoen euro per jaar kosten als je het verschil tussen markthuur en sociale huur, in de realiteit een stuk minder omdat de SHM’s door hun sociaal doel een stuk onder de mark thuurwoningen rendabel kunnen aanbieden. In het huidige model wordt het verschil echter gecompenseerd door goedkope leningen aan -1%. Maar die leningen worden wel direct bijgeteld bij de Vlaamse schuld. Nochtans is dit om vele redenen een veel interessantere piste... Maar het geeft dus wel de kans aan apostelen van deze of gene waarheid om dit als argument tegen ons model sociaal wonen te gebruiken en de groeiende schuld als reden om te besparen te prediken... zonder twijfel ook op sociaal wonen. Ter herinnering, de woonbonus was op zijn zenit goed voor 1,8 miljard euro aan jaarlijkse begrotingsuitgave! Dus, een directe uitgave die gedekt moet worden door inkomsten.

De sociale correctie voor sociaal wonen zou als directe uitgave maar een fractie daarvan zijn. Maar de woonbonus veroorzaakte geen schuld, want gevat in de begroting. Het huidig model van sociaal wonen kost een fractie, maar de schuld groeit wel...
 

Sociaal wonen via leningen
Laten we ook niet vergeten dat momenteel nog altijd het gros van die 1,8 miljard van de woonbonus jaarlijks betaald wordt binnen de Vlaamse begroting. De afbouw gaat – logisch – maar druppelsgewijs. Net dat druppelsgewijs effect is de reden om sociaal wonen via leningen en niet via directe subsidies te financieren. En net dat wordt dus regelmatig als argument gebruikt om te besparen in onze sector. Dat smaakt wrang, zeker in vergelijking met het geld dat wegvloeit naar systemen zoals de – stopgezette! – woonbonus.

Koopkrachtstijging
De vaststelling is dat sociaal wonen als het over financiering gaat – maar ook op vele andere vlakken – altijd op de schopstoel zit. De directe kost is laag, maar door de leningen groeit de schuld. Die schuld wordt grotendeels terugbetaald, maar is dus toch een reden om besparingen te bepleiten in onze sector. Een ongemakkelijke waarheid is bovendien dat een groot deel van de opgebouwde schuld voor sociaal wonen sociale leningen voor individuele burgers zijn! Waarop de Vlaamse overheid op dit moment overigens winst maakt. Maar het draagt wel bij aan de schuld...
De financiering via leningen zorgt voor een directe injectie in nieuwe bouwprojecten – en dus in de private bouwsector, de motor van onze economie – van meer dan een miljard euro per jaar. Dat is inherent aan objectfinanciering – financiering van projecten. De echte impact op de economie is nog een stuk groter. Berekeningen uit het buitenland leren dat een euro investering in de bouw van sociaal wonen een multiplicator effect heeft van maal drie!

Bovendien levert dit een directe koopkrachtstijging van onze huurders op van meer dan 500 miljoen euro per jaar. Dat zou wel een heel kostelijke grap zijn via directe financiering.

De conclusie is dus heel duidelijk: het model sociaal wonen in Vlaanderen levert een enorme return on investment voor een zeer beperkte overheidskost. De keerzijde van de medaille is dat er een investeringsschuld ontstaat. Die schuld wordt dan aangegrepen om letterlijk de rekening te maken van de sector en te pleiten voor besparingen. Terwijl de echte besparing net het model sociaal wonen zélf is. Een besparing voor de overheid, een besparing voor de huurder én een netto rendement voor de samenleving

 

Want sociaal wonen is niet het probleem. Sociaal wonen is de oplossing, een bewezen dam tegen armoede. Ons model sociaal wonen is bovendien zowel effectief als efficiënt. Doelgericht, want slechts één land binnen de OESO bereikt beter de meest precaire doelgroep. Doelmatig, omdat binnen de groep van sociale huurders de laagste inkomens de grootste sociale correctie krijgen. Wie zonder oogkleppen naar ons model sociaal wonen kijkt, kan ook enkel die conclusie trekken. Het grootste probleem van sociaal wonen in Vlaanderen is en blijft het beperkte aanbod. We zullen als sector blijvend het genuanceerd verhaal in de markt zetten en de waan van de dag inkapselen in onderbouwde en objectieve gegevens.

 

“Want sociaal wonen is niet het probleem. Sociaal wonen is de oplossing, een bewezen dam tegen armoede.”

 

Een steekvlam is spectaculair, maar ook snel weg, de krasse eeuweling die onze sector is, is hier om te blijven. Steekvlammen geven zwarte gerechtjes, verbrand vanbuiten en rauw vanbinnen... Een oven braadt met het nodige geduld gesmaakte gerechtjes op de juiste tempartuur.