Roots

Zanger, presentator én politicus, Walter Grootaers groeide op in een sociale woning in Lier

 

foto Els Matthysen, stafmedewerker communicatie VVH

Walter Grootaers is een all-rounder. Hij is zanger, televisiepresentator en schepen in zijn thuishaven Lier. Daar groeide hij op in een sociale woning. Walter draagt sociaal wonen een warm hart toe. In dit interview blikt hij terug naar een fijne jeugd en kijkt hij mee naar de toekomst van sociaal wonen.

Vijf jaar lang bracht VVH in de rubriek ROOTS getuigenissen van bekende Vlamingen die opgroeiden in een sociale woonwijk. 23 inspirerende verhalen verschenen in het boek Trots op mijn roots, dat intussen al aan zijn tweede druk toe is. Omdat er nog BV’s die opgroeiden in een sociale woning, graag hun enthousiaste verhaal willen vertellen, krijgt u een nieuwe reeks Trots op mijn roots. Walter Grootaers is als eerste aan de beurt.

«Ik wil je, blijf bij me, hou van me, ga nooit meer weg» ... hét meezingnummer van de jaren 90. Sinds hun comeback in 2018 zijn De Kreuners terug vaker te horen op de radio. Of Walter Grootaers, zanger en kopman, wil meewerken aan een interview over zijn jeugd? Daar moet hij niet lang over nadenken. Walter groeide op in een sociale woonwijk in Lier. Het is een periode waar hij enthousiast over vertelt.

27 januari 1955, het West-Duitse Soest. Walter Grootaers wordt als kind van een Lierse beroepsmilitair geboren. In 1964 verhuist de familie Grootaers naar België. Walter is dan negen. Al is zijn hele familie afkomstig van Lier, pas op zijn dertiende (1969) vinden ze hun definitieve stek, een sociale woning in de Ringenhofwijk, een nieuwe tuinwijk in Lier. Met nog vijf broers is het een gezellige drukte ten huize Grootaers.

Respect voor de buren
‘Van de sociale woonwijk herinner ik me vooral de gezelligheid. Hoe we samen met vriendjes uit de buurt onze fietsen poetsten. En als ’t mooi weer was, sprongen we op onze fiets en reden we naar ’t centrum. Op mijn 16de had ik al mijn eerste muziekgroepje.’ Muziek spelen, dat deed Walter met zijn maten in hun clubhuis aan de stadsrand van Lier. Daar konden ze zich naar hartenlust uitleven zonder iemand te storen. ‘Repeteren, dat konden we niet in de wijk, want dan zou het kot op stelten gestaan hebben. (lacht) We respecteerden de rust van de buren, zeg maar. Met zes jongens maakten we al genoegkabaal bij ons thuis.’ ‘Al ben ik al jaren weg uit de buurt en woon ik nu elders in Lier, telkens als ik mijn ouders ging bezoeken, kwam ik met veel plezier terug in de wijk. Intussen is iedereen die ik er kende, vertrokken. De wijk is veranderd. Het uniforme is weg en dat is goed.’

'Ik ben er fier op dat ik in een sociale woonwijk ben opgegroeid. Ik heb daardoor extra kansen gekregen. En dat wil ik graag teruggeven aan de maatschappij.'

Kansen krijgen
‘Mijn vader zei altijd dat, doordat we goedkoper konden wonen, hij ons heeft kunnen laten studeren. Anders was zijn inkomen voor een groot stuk opgegaan aan «wonen». Mijn jongere broer Alain, die “P-magazine” heeft opgestart, studeerde Pol & Soc (red. Politieke en Sociale Wetenschappen), een andere broer behaalde zijn aggregaat. Voor mijn vader was ik de grootste ontgoocheling (lacht hartelijk); ik ben maar tot mijn zestien jaar naar school gegaan.’ In 2013 sterft Walters vader. Zijn moeder blijft in haar sociale woning wonen tot ze naar een rust- en verzorgingstehuis gaat. ‘Met pijn in het hart is ze moeten verhuizen. Ze woonde graag in de tuinwijk. Al waren ze niet op elk buurtfeestaanwezig - want dat deden mijn ouders niet graag - ze genoten wél van het dagelijkse sociale contact. En wat ook heel handig was: het was een praktische woning. Er waren vijf slaapkamers. Wij sliepen per twee op een kamer. Ik sliep met mijn broer in hetzelfde bed. Dat was zo in die tijd.’

‘Als je opgroeit in een sociale woonwijk is het eerste wat je leert de privacy van een ander te respecteren’

Indianendorp met houten noodwoningen
Walter heeft ook extreem mooie herinneringen aan de keren dat hij bij zijn grootouders logeerde. ‘Toen we nog heel klein waren, woonden mijn grootouders langs vaders kant in een noodwoning, in het «indianendorp». Deze wijk met enkel houten huisjes werd vlak na de Tweede Wereldoorlog gebouwd als antwoord op de grote woningnood. Als kind vochten we ervoor om daar te mogen gaan slapen. Want dat was pas avontuur: de vloer in hun huisje was van zand. En water moesten we gaan halen aan de pomp bij de rand van de wijk. We kwamen daar «zóóó graag». Mijn grootouders waren heel gezellige mensen. Ik herinner me nog dat we met vijf – mijn jongste broertje was nog niet geboren – in één bed moesten slapen. Mijn grootouders waren zo arm dat ze tijdens een strenge winter ooit de binnenmuren hebben moeten uitbreken. Dat hout stookten ze op om zich te warmen. In de zomer gingen ze dan terug hout zoeken en bouwden ze de muren terug op. Ook al hadden ze niet veel, ze waren gelúkkig. Ze lachten áltijd. Ik heb mijn grootmoeder nooit kwaad gezien.

Noodwoningen na Wereldoorlog I.

Na die noodwoningen zijn ze naar een sociale woning verhuisd vlakbij het begijnhof van Lier. Die positieve instelling, dat hadden mijn ouders ook. Al hebben zij het tijdens de oorlogsjaren best zwaar gehad en moesten ze ’s nachts «patatten» gaan stelen om te overleven... Zoiets meemaken leert je ook wel relativeren.’

Muziek, mijn grote droom
‘Vanaf mijn acht jaar ben ik beginnen te «drummen». Toen we naar Lier verhuisden, moest ik in de muziekschool met drummen van nul beginnen omdat ze volgens een ander systeem werkten en daar had ik geen zin in. Heel toevallig kwam ik kort daarna iemand tegen die gitaar speelde en ben ik met hem een muziekgroepje gestart. Ik was de zanger, 17 jaar en mijn eerste muziekgroepje was een feit. Op mijn 21ste ben ik met De Kreuners gestart en dat doe ik nog altijd (lacht).’ Na een onderbreking van zes jaar (tussen 2012 en 2018) zijn De Kreuners vandaag actueler dan ooit. Ook Axl Peleman, sinds 2007 de nieuwe bassist van De Kreuners, groeide op in een sociale woning.

‘Ik draag sociaal wonen een warm hart toe’

Sociaal wonen vroeger en nu
Naast zanger en frontman van De Kreuners is Walter ook politicus in Lier als schepen van ruimtelijke ordening, stadsontwikkeling, autonoom gemeentebedrijf, milieu, landbouw en natuur. Ik vraag hem of sociaal wonen veranderd is tegenover vroeger. ‘Ik denk dat sociaal wonen toegankelijker is geworden. Al kende mijn vader wel de weg ernaar toe, voor de meeste mensen - als ze het al kenden - was het een moeilijk kluwen. We huurden bij de Lierse Maatschappij voor Huisvesting. Als kind ben je daar niet mee bezig, je beseft niet wat dat is «sociaal wonen». Pas als je volwassen bent, besef je welke extra kansen je daardoor krijgt. Sociaal wonen is daarom ook iets waar ik een warm hart voor heb. Daarom probeer ik als schepen van ruimtelijke ordening aanwezig te zijn op het lokaal woonoverleg en een positieve bijdrage te leveren aan het (sociaal) woonbeleid.’

Wat is jouw visie op (sociaal) wonen
‘Sociaal wonen zal moeilijker worden, omdat de klassieke vorm van de "sociale woonwijk" stilaan verdwijnt. De ruimte is schaars. We moeten «wonen» anders invullen, willen we voldoen aan de stijgende vraag en willen we voorkomen dat wijken «getto’s» worden.’

Sociaal woonproject met gemeenschappelijke tuin, "Gendarmerie" in Lier.

‘Ik geloof sterk in het «appartementiseren»,waarbij we blijven proberen om voor gezinnen met kinderen een tuin te voorzien, al zal het geen privétuin zijn, wel een gemeenschappelijke tuin. Ik pleit ervoor om drie of vier verdiepingen hoger te bouwen dan we momenteel doen. We hebben nood aan woonomgevingen met veel aandacht voor een gemeenschappelijke groene ruimte. Al is het best wel moeilijk om mensen daarvan te overtuigen. «Slim omhoog» bouwen, dat doe je via «slimme» architectuur. Ik ben geen architect, maar ik ben het wel eens met de visie van onze huidige Vlaamse Bouwmeester. Laat de architectuur maar werken met daktuinen of tuinen in het midden van een appartementsgebouw. We moeten meer «out of the box» durven denken, zowel naar vorm als naar aantal. Er moet voldoende aanbod zijn. Ook al hebben wij in Lier onze quota gehaald, we proberen toch om nog een stap verder te gaan. De goede samenwerking met de Lierse Maatschappij voor Huisvesting helpt daarbij. Ik zou graag met het autonoom gemeentebedrijf de leegstaande winkelpanden opkopen, slopen en in de plaats daarvan betaalbare winkelruimtes bouwen met daarboven sociale woningen.

Combinatie wonen en andere functies: kapper (inks) - restaurant/feestzaal (rechts).

De combinatie - sociale woningen en winkels - zorgt voor een mooie sociale mix. Ik ben een grote voorstander van inbreidingsprojecten.

‘Mijn moeder is in haar sociale woning blijven wonen tot ze naar een RVT ging. Met pijn in het hart is ze moeten verhuizen. Ze woonde graag in de tuinwijk.'

Geniet van het leven
‘En geef mensen kansen. Ik geloof in een sterk individu – niet te verwarren met egoisme. Als alle individuen sterk genoeg op hun benen staan, dan zijn ze minder vatbaar voor manipulatie. Zorg eerst voor «jezelf» en dan kan je ook beter voor de «anderen» zorgen. Medelijden is daarom vaak een slechte raadgever. Medelijden zonder actie, daar help jeeen persoon in nood niet mee vooruit. Als je sterk in je schoenen staat, dan kan je mensen helpen. Daarom ben ik in 1994 peter geworden van een weeshuis in Moldavië, het armste land van Europa. We bieden inmiddels daar in enkele dorpen hulp aan vier weeshuizen, een materniteit en twee scholen. Via “charity” regelen we de hulpgoederen. Wist je dat alle meubels van Ikea (ook uit Franse, Engelse en Nederlandse vestigingen) met een foutje of producten einde reeks in ons magazijn in Houthalen hersteld worden en naar Moldavië getransporteerd worden? De VRT is destijds een reportage komen maken, toen onze 100stevrachtwagen naar ginds vertrok. Ik promoot het project. Al lukt het me niet jaarlijks, ik pro-beer zoveel als mogelijk te gaan.’

Sociaal wonen als bron van solidariteit
Walter is sociaal voelend. Of zijn roots daar een rol in hebben gespeeld? ‘Ik ben er fier op dat ik in een sociale woonwijk ben opgegroeid. Ik heb daar heel veel geleerd. Ik heb daardoor kansen gekregen. En dat wil ik graag teruggeven aan de maatschappij. Mijn vader heeft na twee jaar huren zijn sociale woning kunnen kopen. Toen we na zijn overlijden de woning moesten verkopen en die daardoor terug op de private markt belandde, had ik het daar moeilijk mee. Ik vond het jammer dat zo’n sociale woning niet langer «sociaal» kon blijven. We hebben het geluk gehad in die woning te mogen wonen en ik zou willen dat anderen daar ook van kunnen genieten. Daarom geloof ik ook sterk in erfpacht. Amsterdam is mijn grote voorbeeld. In de Amsterdamse stadskern heb je geen privéwoningen meer waar de eigenaar ook eigenaar is van de grond. Net als in Amsterdam probeer ik om de Lierse stadswoningen ook in erfpacht te houden, met de stad als eigenaar van de grond. Dat sociaal meedenken, dat komt door mijn roots.’

Walter Grootaers in sociale woonwijk Ringenhof in Lier. 

Walter als epicurist
‘Ik probeer van het leven te genieten. Wat niet wil zeggen dat ik een hypergelukkig mens ben. Ik heb ook moeilijke momenten. Toch probeer ik in alles het positieve te zien. Een wijze raad? Zorg dat je één of twee goede vrienden hebt, want je kan niet alles alleen. Probeer om sterk rechtop te staan. En als het geluk jou in een flits voorbij komt, grijp het dan met beide handen en werk eraan. Want als je niet aan je eigen geluk werkt, dan hou je het geluk ook niet vast. Het is zoals een goede relatie. Ook dat gaat niet vanzelf. Ook daar moet je aan werken. Van “verliefd zijn” naar “houden van”, daar gaat het om.’ Welke kracht kunnen sociale huurders putten uit jouw succes?‘ Vergeet nooit waar je vandaan komt. Ik ben opgegroeid in woonwijken van het leger en in een sociale woonwijk, telkens wijken met veel sociale contacten. En bij ons thuis leefden we met acht mensen onder één dak. Zo kort op elkaar leven, dat kan alleen als je elkaars privacy respecteert. Als ik later voor televisie ben gaan draaien in Argentinië en Afrika, dan leefden we als filmploeg dicht op elkaar. Ik merkte dat ik diegene was die de groep bij elkaar kon houden. Als er problemen waren - onvermijdelijk als je dicht op elkaar leeft - dan kon ik automatisch de situatie inschatten en deze ontmijnen. Ook bij De Kreuners zijn er momenten geweest dat we meer tijd met elkaar doorbrachten dan met onze echtgenotes. In de jaren 90 deden we zo’n 180 concerten per jaar. Als je in een toerbusje geen respect hebt voor de ruimte die je aan de andere MOET geven, dan overleef je het niet. Daar was ik blijkbaar altijd het bindmiddel. Waarom? Omdat ik het gewend was vanuit mijn kindertijd om op een kleine ruimte te leven. Ik had daar ook geen problemen mee en heb daar geleerd om voldoende tijd en ruimte alleen te nemen. Als je opgroeit in een sociale woonwijk is het eerste wat je leert de privacy van een ander te respecteren. Het recht van de andere op zijn of haar eigen leven. De Kreuners bestaan nu 42 jaar. Als we niet spelen, zoeken we elkaar niet op. Iedereen heeft zijn eigen leven. Maar als we repeteren, dan zijn we dolblij om elkaar terug te zien. Grenzen trekken, voldoende afstand nemen, dat is belangrijk en dat voel ik snel, onberedeneerd aan.’